Het element radon (Rn) is een edelgas. Van dit element komen er van nature vier zogenaamde isotopen (verschillend aantal neutronen in de kern) voor: 218Rn, 219Rn, 220Rn (ook wel thoron genoemd) en 222Rn (ook wel radon genoemd). Verwarrend genoeg wordt dus één van de radonisotopen ook radon genoemd. Dit is overigens wel het isotoop (met een halveringstijd van bijna 4 dagen) dat het meest in beschouwing wordt genomen. De eerste twee isotopen hebben namelijk een te korte halveringstijd en komen in te geringe hoeveelheden voor om van belang te zijn en thoron (halveringstijd van bijna een minuut) is veelal moeilijker te meten dan 222Rn.
Radon ontsnapt deels uit de voor het gebouw toegepaste bouwmaterialen en vermengt zich met de lucht. Verder komt er radon vrij uit de bodem onder en rondom het gebouw (infiltratie via de kruipruimte) en in de buitenlucht. In Nederland blijkt in nieuwbouwwoningen gemiddeld ca. 70 % van het radon afkomstig te zijn uit het bouwmateriaal. De grond en de buitenlucht dragen beide voor ca. 15 % bij. Andere bronnen, zoals aardgas en drinkwater hebben gezamenlijk een bijdrage van minder dan 1%1.
Omdat radon een edelgas is en daarnaast slecht oplosbaar is in lichaamsvloeistoffen, resulteert de inademing hiervan in een te verwaarlozen stralingsdosis. Wanneer radon echter vervalt in de lucht ontstaat een aantal kortlevende dochterproducten die, al dan niet gehecht aan stofdeeltjes bij inademing in de longen kunnen achterblijven. Deze geven lokaal een hoge stralingsdosis af aan het longweefsel, hetgeen aanleiding kan geven tot de
inductie van longtumoren.
Radon en zijn vervalproducten zijn in Nederland verantwoordelijk voor meer dan 85 % van de stralingsbelasting door inhalatie van alle genoemde radonisotopen2 3 4. Als het in het vervolg over radon gaat, worden dan ook vooral dit edelgas en vooral
ook de kortlevende vervalproducten daarvan bedoeld.